2010 › Trails

TRAILS

2010

Stressfysiologische uitkomstmaten: Verklaringen voor de relatie tussen een lage hartslag en antisociaal gedrag: De rol van sensatie zoeken en zelfbeheersing

Auteurs: Sijtsema JJ, Veenstra R, Lindenberg S, Van Roon AM, Verhulst FC, Ormel J, Riese H

Achtergrond: Waarom hangt hartslag tijdens rust samen met antisociaal gedrag? Een theorie stelt dat hartslag via persoonlijkheid zou kunnen leiden tot antisociaal gedrag. Echter, er wordt ook een leeftijdseffect verondersteld; de invloed van persoonlijkheid zou verschillend kunnen werken voor preadolescenten en adolescenten. In de huidige studie wordt dit getoetst. We verwachten dat de samenhang tussen hartslag en agressie in de pre-adolescentie via zelfcontrole verloopt. Daarentegen verwachten we dat de samenhang tussen hartslag en delinquentie in de adolescentie via sensatie zoeken verloopt. Deze hypothesen zijn apart getoetst voor jongens en meisjes. Methode: Hartslag in liggende positie werd afgenomen bij 1752 (48,5% jongens) TRAILS deelnemers op 11-jarige leeftijd. Delinquentie en agressie werden afgenomen op 16-jarige leeftijd met de Youth Self Report vragenlijst. Persoonlijkheid (zelfcontrole en sensatie zoeken) werd gemeten op 11-, 13,5- en 16-jarige leeftijd met respectievelijk de Early Adolescent Temperament Questionnaire-Revised, de Behavioral Inhibition System/ Behavioral Activation System schalen en de NEO Personality-Index Revised. Bevindingen: Voor jongens bleek dat een lagere hartslag samenhing met meer agressie en delinquentie in de adolescentie. Ook werd gevonden dat deze samenhang in de adolescentie verloopt via een sensatie zoekende persoonlijkheid. Voor meisjes bleek hartslag niet samen te hangen met antisociaal gedrag. Conclusie: Onze bevindingen ondersteunen het leeftijdseffect als we kijken naar delinquent gedrag van jongens. Gezamenlijk laten de bevindingen zien dat de samenhang tussen hartslag en antisociaal gedrag afhankelijk is van leeftijd, geslacht en het type antisociaal gedrag.

Stressfysiologische uitkomstmaten: Reproducibility of heart rate variability and baroreflex sensitivity measurements in children

Auteurs: Dietrich A, Rosmalen JGM, Althaus M, Van Roon AM, Mulder LJM, Minderaa RB, Oldehinkel AJ, e.a.

De hartslag frequentie (HR), hartslag variabiliteit (HRV) en baroreflexgevoeligheid (BRS) zijn belangrijke maten voor de werking van het autonome zenuwstelsel en de bloeddruk regeling. Het autonome zenuwstelsel reguleert alle onbewuste processen in het lichaam, zoals de bloedsomloop en alle orgaanfuncties. Deze autonome maten worden vaak gebruikt in stress onderzoek en zijn ook in verband gebracht met verschillende lichamelijke aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. Een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van deze maten in onderzoek is echter dat deze in voldoende mate reproduceerbaar zijn. Dat wil zeggen, levert een herhaalde meting ongeveer dezelfde waarde op als een voorgaande meting. Dit wordt ook wel de test-hertest betrouwbaarheid genoemd. Zover wij weten, is dit de eerste grotere en uitgebreide studie naar de test-hertest betrouwbaarheid van HR, HRV en BRS metingen in een populatie van kinderen. In totaal 57 tien- tot twaalfjarigen hebben twee keer binnen een tijdsbestek van twee weken aan deze metingen meegedaan. Onze resultaten tonen aan dat deze metingen voldoende (d.w.z. gemiddeld tot goed) betrouwbaar zijn om in onderzoek te worden toegepast. Hierbij gaat het in de regel om het vinden van verschillen tussen personen (bijvoorbeeld, ‘heeft een angstig persoon een hogere hartslag heeft dan een minder angstig persoon’). Wanneer het echter gaat om het meten van veranderingen in deze autonome maten over tijd binnen een persoon laten de huidige onderzoeksresultaten een iets ander plaatje zien (bijvoorbeeld, als het gaat om de vraag ‘of de hartslag toe- of afneemt na een behandeling’). Er kunnen namelijk redelijk grote natuurlijke schommelingen in waarden optreden tussen de eerste en de tweede meting. Daarom zijn er voor behandelstudies grotere aantallen proefpersonen nodig dan voor zogenaamd vergelijkend of ‘correlationeel’ onderzoek. De belangrijkste uitkomst van deze studie is echter dat de genoemde autonome metingen van een zodanig goede kwaliteit zijn dat ze betrouwbaar kunnen worden toegepast in vergelijkend onderzoek zoals in TRAILS.

Stressfysiologische uitkomstmaten: Effortful control as predictor of adolescents’ psychological and physiological responses to a social stress test. The TRAILS study

Auteurs: Oldehinkel AJ, Hartman CA, Nederhof E, Riese H, Ormel J

Een hoge mate van zelfregulatie (in het Engels ‘effortful control’) wordt verondersteld samen te hangen met het vermogen om zich flexibel aan te passen aan lastige situaties en daardoor negatieve emoties te voorkomen. Wij onderzochten of zelfregulatie, gemeten met een vragenlijst en een reactietijdtaak, voorspelde hoe TRAILS-adolescenten reageerden op een sociale stresstaak. Deze taak bestond uit een combinatie van een voordracht voor een videocamera en een frustrerende hoofdrekentaak. We vroegen hoeveel spanning, onplezierigheid en controle de deelnemers ervoeren voor, tijdens en na deze taak en bepaalden tevens hun hartslag en cortisolniveau (cortisol is een stresshormoon). Adolescenten met een hoge mate van zelfregulatie zoals gemeten met een vragenlijst voelden zich in het algemeen minder gespannen, plezieriger en meer in controle dan personen met een laag zelfregulerend vermogen. Daarnaast hing zelfregulatie (zowel gemeten met vragenlijsten als met een reactietijdtaak) samen met een sterke hartslagverhoging tijdens de taak, ten opzichte van de voor- en nameting. Het lijkt er op dat (1) zelfregulatie inderdaad beschermt tegen negatieve gevoelens in spannende situaties en dat (2) mensen met een hoge mate van zelfregulatie zich onder ander goed kunnen aanpassen omdat ze meer energie (effort) investeren als ze een lastige taak moeten doen.