2011 › Trails

TRAILS

2011

Psychotische symptomen: Antibodies to infectious agents and the positive symptom dimension of subclinical psychosis; the TRAILS study

Auteurs: Wang H, Yolken RH, Hoekstra PJ, Burger H, Klein HC

Schizofrenie is een zeldzame maar ernstige ziekte waarvan de oorzaak nog onbekend is. De ziekte manifesteert zich meestal met zogenaamde “positieve” symptomen, waarin positief betekent dat het verschijnselen zijn die zich normaal niet, maar bij ziekte wel manifesteren. Een positief symptoom is bijvoorbeeld een gedachte die vreemd, uniek en onveranderbaar is en dit kan bij voldoende ernst een vaste waan worden. Ook stemmen horen is een positief symptoom. Deze verschijnselen komen meer of minder subtiel in de gezonde bevolking voor. Dit op zich normale verschijnsel is in TRAILS gemeten met de CAPE (Community Assessment of Pscytoic Symptoms).
De jonge volwassenheid is een kwetsbare periode voor het ontwikkelen van schizofrenie. Een van de theorieën is dat dit komt omdat er op dat moment meer stress is, en daardoor virussen die al in het lichaam aanwezig zijn opeens actief kunnen worden en door invloed op de hersenen het gedrag kunnen veranderen. Vooral van herpesvirussen is bekend dat ze in de puberteit/adolescentie al veel voorkomen en de hersenen kunnen beïnvloeden.
Met deze studie hebben we in de 1176 gezonde deelnemers van TRAILS waar een CAPE van is afgenomen gekeken of het hebben van anti-stoffen tegen herpesvirussen en Toxoplasme samengaat met een verhoogde kwetsbaarheid voor subtiele positieve symptomen. Het hebben van anti-stoffen is een bewijs dat er blootstelling is geweest aan virus of bacterie.
Uitkomst van de studie is dat er bij de mannelijke deelnemers met een blootstelling aan EBV (Epstein Barr Virus) een verhoogde score op de CAPE wordt gevonden. EBV veroorzaakt de ziekte van Pfeiffer, maar besmetting gebeurt meestal zonder ziekteverschijnselen. Eerdere bloostelling aan andere herpesvirussen, o.a. HSV-1 (geeft koortslip), CMV (geeft net als Pfeiffer ook zwelling van lymfeklieren) en aan Toxoplasma Gondii (geeft Toxoplasmose) “voorspelde” niet positieve symptomen. Conclusie van de studie is dat er voordat zich echt schizofrenie ontwikkelt met heftige psychotische verschijnselen nog geen duidelijke aanwijzingen zijn dat herpes virussen en Toxoplasma al een invloed hebben. Dit omdat de subtiele positieve symptomen (die mogelijke een voorbode zijn voor schizofrenie) niet gerelateerd blijken aan blootstelling aan deze microben. Wel is een bewezen blootstelling van het EBV (“Peiffervirus) bij onderzochte mannen een factor die samengaat met hogere -maar nog steeds subtiele- psychotische verschijnselen in de CAPE.

Psychotische symptomen: De structuur van het brede psychose fenotype in de vroege adolescentie – Een replicatie in twee studies

Auteurs: Wigman JTW, Vollebergh WAM, Raaijmakers QAW, Iedema J, Van Dorsselaer S, Ormel J, Verhulst FC, e.a.

Psychotische stoornissen zijn komen voor bij ongeveer 3.5% van de bevolking. Psychotische ervaringen, zoals het horen van een stem of het zien van iets wat anderen niet zien, worden echter door een veel hoger percentage van de bevolking (5-40%) gerapporteerd. Tijdens de adolescentie komen deze ervaringen al voor. Bij het grootste deel van de jongeren met zulke ervaringen gaan deze vanzelf voorbij. Voor een klein deel van deze jongeren echter kunnen deze ervaringen voorspellend zijn voor latere (psychotische) problematiek. Positieve psychotische ervaringen kunnen worden onderverdeeld in meerdere sub-dimensies, zoals Hallucinaties, Wanen, etc. Het kan verondersteld worden dat de verschillende subdimensies in de adolescentie verschillen in voorspellende waarde voor latere problemen. Het vóórkomen van de ervaringen an sich is niet hetgeen dat vooral de overgang naar klinische psychotische stoornissen voorspelt; dit is vooral de stress die deze ervaringen oproept. Mogelijk verschillen subdimensies van psychotische ervaringen dan ook in de mate waarin zij stress oproepen. Tenslotte blijkt dat er verschillen zijn tussen de geslachten wat betreft positieve psychotische ervaringen: zo rapporteren vrouwen meer positieve ervaringen dan mannen en op jongere leeftijd. Mogelijk zijn er ook verschillen te vinden tussen de sexen op eventuele subdimensies. In twee grote onafhankelijke steekproeven met Nederlandse adolescenten hebben we een model over deze milde positieve psychotische ervaringen ontwikkeld en getoetst. In de Health Behavior of School-Aged Children (HBSC, N=5422) is (een deel van) de CAPE afgenomen, een zelf-rapportage vragenlijst over milde psychotische ervaringen, namelijk de 20 vragen over positieve ervaringen. Binnen deze positieve ervaringen bleken vijf onafhankelijke dimensies te onderscheiden, namelijk Hallucinaties, Wanen, Paranoia, Grootheidswaan en Paranormale overtuigingen. Dit model hebben we gerepliceerd in TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey (TRAILS, N=2230) en ook vergeleken met modellen uit de literatuur met drie of vier subdimensies. Het model met vijf subdimensies uit HBSC bleek het beste model. Het overgrote deel van de jongeren (95% in HBSC en 94% in TRAILS) rapporteerde minimaal één ervaring. In beide studies rapporteerden meisjes hogere scores op alle subdimensies, behalve op Grootheidswaan, waar jongens hoger op scoorden. Hallucinaties, Wanen en Paranoia bleken tot meer stress te leiden dan Grootheidswaan en Paranormale overtuigingen en bleken deze drie subdimensies ook meer samen te hangen met meer algemene maten voor psychopathologie, ook in beide studies. Hallucinaties, Wanen en Paranoia lijken dus de meer ernstige vormen van positieve psychotische ervaringen.

Psychotische symptomen: Aanwijzingen voor een subtype van subklinische psychotische ervaringen dat aanhoudt, omgevingsafhankelijk is en verergert: een zes-jaar durende studie in de algemene populatie

Auteurs: Wigman JTW, Van Winkel R, Raaijmakers QAW, Ormel J, Verhulst FC, Reijneveld SA, Van Os J, e.a.

Subklinische psychotische ervaringen in de adolescentie kunnen een indicatie zijn van een kwetsbaarheid voor psychose. Er is echter weinig bekend over de longitudinale ontwikkeling van deze kwetsbaarheid in de algemene populatie. Growth mixure modeling werd gebruikt om longitudinale trajecten van zelfgerapporteerde milde psychotische ervaringen, gemeten met de Youth Self Report, in kaart te brengen. Deze vragenlijst werd drie keer afgenomen in een periode van zes jaar in Trails, een prospectieve cohort studie van 2230 jongeren die vanaf hun 10e-11e levensjaar gevolgd zijn. Vier verschillende ontwikkelingstrajecten werden gevonden, van groepen met Lage, Afnemende, Toenemende en Persistente levels van subklinische psychotische ervaringen. De Persistente groep was geassocieerd met cannabis gebruik, vroeg trauma, ontwikkelingsproblemen en het behoren tot een etnische minderheid, met factoren die de transitie van subklinische psychotisch ervaringen naar klinische psychose voorspellen zoals frequentie van de ervaringen, secundaire stress, sociale en aandachtsproblemen en affectieve dysregulatie, met hoge levels van denkproblemen in hun kind zoals gerapporteerd door ouders en meer gebruik van geestelijke gezondheidszorg op T3. Deze associaties waren zwakker voor respectievelijk de Toenemende, de Afnemende en de Lage groep. De ontwikkeling van mogelijke latere psychotische problematiek vanuit vroege afwijkingen in de ontwikkeling hangt samen met de mate van interactie van omgevingsrisico factoren, die eerst zorgen voor persistentie en later voor ontwikkeling van zorgbehoefte. Meer inzicht in de dynamiek van kwetsbaarheid voor psychose in de algemene populatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van vroege interventie.