2013 › Trails

TRAILS

2013

Opvoeding en familiefactoren: The impact of parenting styles on adolescent alcohol use: the TRAILS study

Auteurs: Visser L, De Winter AF, Vollebergh WAM, Verhulst FC, Reijneveld SA

Wat was al bekend over dit onderwerp

  • Alhoewel de autonomie toeneemt tijdens de overgang naar de adolescentie, blijven ouders belangrijk voor de ontwikkeling van de adolescent.
  • Drie kernaspecten van opvoeding zijn overbescherming, emotionele warmte en rejectie.
  • Deze kernaspecten kunnen invloed hebben op alcoholgebruik, echter de literatuur hierover laat geen afdoende bewijs zien. 

Wat deze studie toevoegt

  • Alhoewel het verband zwak is, hebben adolescenten die overbescherming bij hun ouders rapporteren een verhoogd risico om regelmatig alcohol te gaan gebruiken.

Opvoeding en familiefactoren: The dopamine receptor D4 and familial loading interact with perceived parenting in predicting externalizing behavior problems in early adolescence

Auteurs: Marsman R, Oldehinkel AJ, Ormel J, Buitelaar JK

Hoewel externaliserende gedragsproblemen over het algemeen behoorlijk stabiel blijken te zijn bij adolescenten, kan het exacte verloop van externaliserende gedragsproblemen van persoon tot persoon verschillen. In dit onderzoek werd allereerst nagegaan wat de voorspellende waarde van opvoeding van ouders op latere externaliserende gedragsproblemen bij adolescenten is. Daarnaast werd onderzocht of geslacht en het al dat niet hebben van een genetisch risico de eventuele relatie tussen opvoeding en externaliserende gedragsproblemen beïnvloedt (modereert). Genetisch risico werd enerzijds gebaseerd op de mate waarin ouders van de adolescent zelf externaliserende gedragsproblemen ervaren en anderzijds op het al dan niet aanwezig zijn van het DRD4 7-repeat en het DRD4 4-repeat allel.
Van een groep van 1768 10- tot 12-jarigen uit het TRAILS onderzoek is allereerst nagegaan hoe zij de opvoeding van hun ouders ervaren (mate van afwijzing, warmte en overbescherming). Daarnaast werd op diezelfde leeftijd de mate van externaliserende gedragsproblemen bepaald door middel van zowel een ouderrapportage (CBCL) als zelfrapportage (YSR); twee en een half jaar later werd deze problemen nog eens op dezelfde wijze bepaald. Ook hebben de ouders gerapporteerd in welke mate zij zelf externaliserende gedragsproblemen ervaren. Tenslotte werd er bloed afgenomen bij de adolescenten voor DNA onderzoek.
Wanneer ouders warm waren in hun opvoeding leidde dat tot minder externaliserende gedragsproblemen twee en een half jaar later bij adolescenten, terwijl een afwijzende en overbeschermende opvoeding leidde tot meer externaliserende gedragsproblemen twee en een half jaar later. Er waren geen interactie-effecten met geslacht of met de DRD4 7-repeat allel. Echter, we vonden wel twee interactie-effecten met genetisch risico gebaseerd op het aanwezig zijn van externaliserende gedragsproblemen bij de ouders en met het DRD4 4-repeat allel. Ten eerste vonden we dat afwezigheid van ouderlijke afwijzing (positieve omgeving) vaker leidde tot externaliserende gedragsproblemen wanneer de ouders zelf externaliserende gedragsproblemen vertoonden (aanwezigheid genetisch risico) dan wanneer de ouders geen externaliserende gedragsproblemen vertoonden (afwezigheid genetisch risico). Ten tweede bleken adolescenten die geen DRD4 -4R allel hadden (aanwezigheid genetisch risico) die tegelijkertijd ouderlijke overbescherming ervaarden (negatieve omgeving), vaker externaliserende gedragsproblemen te vertonen in de toekomst.