2011 › Trails

TRAILS

2011

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: The dimensional nature of externalizing behaviors in adolescence: Evidence from a direct comparison of categorical, dimensional, and hybrid models

Auteurs: Walton KE, Ormel J, Kruger RF

Onderzoekers herkennen het belang van een accuraat klassificatie systeem voor externaliserende stoornissen. Veel van dit werk heeft zich echter laten leiden door een a priori voorkeur voor categorale in plaats van dimensionele denkbeelden. Nieuwe statistische technieken maken het nu mogelijk om zowel categorale als dimensionele modellen voor psychopathologie empirisch te vergelijken. In dit onderzoek hebben we de “fit” van het categorale en dimensionele model van externaliserende gedragingen in een grote representatieve groep adolescenten op twee tijdstippen die bijna 2,5 jaar uit elkaar lagen met elkaar vergeleken (N=2027; gemiddelde leeftijd op tijdstip 1 = 11.09 jaar; 50,8% meisjes). Delinquent en agressief gedrag werd vastgesteld met de Child Behavior Checklist (rapportage door zowel kind als ouder). Voor latente trekken, latente klasse en zogenaamde factor mixed modellen is gekeken welke het beste passen op de data. Voor beide tijdstippen paste het latente trek model het beste. De item parameters gaven aan de moeilijkheidgraad van de items netjes over de gehele dimensie waren verspreid. Wij concluderen dat classificatie modellen van externaliserende problemen beter gebaseerd kunnen worden op empirisch bewijs dan op a priori voorkeuren. De huidige classificatie systemen conceptualiseren externaliserende problemen in termen van vaststaande groepen terwijl dit beter als dimensies zou kunnen.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: CHRM2, Parental Monitoring, and Adolescent Externalizing Behavior: Evidence for Gene-Environment Interaction

Auteurs: Dick D, Meyers JL, Latendresse SJ, Creemers HE, Lansford JE, Pettit GS, Bates JE, Dodge KA, e.a.

Psychologen, met hun lange traditie in onderzoek doen naar werkingsmechanismen en processen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren in het verder karakteriseren van hoe genen waarvan men weet dat ze een verhoogd risico voor psychiatrische stoornissen met zich mee brengen, tot zo’n verhoogd risico kunnen leiden. Wij rapporteren hier één zo’n mogelijk mechanisme, waarbij het gen CHRM2 verder werd onderzocht. CHRM2 codeert voor de cholinergische muscarine 2 receptor en was oorspronkelijk vooral interessant vanwege de samenhang met alcohol afhankelijkheid. In deze studie hebben we onderzocht of er een associatie was tussen CHRM2 en prospectief gemeten externaliserend gedrag in een longitudinaal, populatie cohort van adolescenten. Daarnaast onderzochten we of deze associatie gemodereerd werd door een specifiek aspect van opvoeding: ouderlijke monitoring van het gedrag van de adolescent. We vonden bewijs voor een interactie, waarbij de samenhang tussen het genotype en externaliserend gedrag sterker was in een omgeving waarbij er weinig ouderlijke monitoring was. Er was ook een aanwijzing voor een zogenaamd cross-over effect, waarbij het laagste niveau van externaliserend gedrag juist gevonden werd bij hetzelfde genotype als er extreem veel ouderlijke monitoring was. In het artikel worden de lastige kanten van het onderzoeken van dergelijke mechanismen verder bediscussieerd.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: When Parent and Teacher Ratings Don’t Agree: the TRAILS Study

Auteurs: Rettew DC, van Oort FVA, Verhulst FC, Buitelaar JK, Ormel J, Hartman CA, Veenstra R, e.a.

Clinici zien vaak dat gedragsproblemen wel in een setting (bijv. thuis of op school) voorkomen, maar niet in een andere. In dit onderzoek hebben we de achtergrond hiervan beschreven en gekeken in hoeverre kind- en gezinskenmerken een rol spelen. 1730 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 11 jaar, die deelnamen aan TRAILS, zijn onderzocht. Ouders en leerkrachten scoorden gedragsproblemen: agressie, regels overtreden, aandachtsproblemen en hyperactiviteit. De kinderen werden ingedeeld in problemen alleen thuis, alleen op school, of in beide settings. Problemen alleen thuis kwamen relatief vaak voor. Kinderen met gedragsproblemen thuis, hadden volgens de leerkracht slechts in 22% van de gevallen ook agressie problemen op school, voor regels overtreden was dit 12.5%, voor aandachtsproblemen 55% en voor hyperactiviteit 33%. Er waren meer meisjes in the ‘alleen thuis’ groep (53%) dan in de ‘alleen op school’ groep (28%) bij aandachtsproblemen en hyperactiviteit. Voor regel overtredend gedrag was dit andersom: 7% meisjes in de ‘alleen thuis’ groep en 39% in de ‘alleen op school’ groep. De ‘alleen thuis’ en de ‘alleen op school’ groep verschilden verder wat betreft temperament (lage zelf controle) en opvoedingsstress bij de ouders. De conclusie is dat gedragsproblemen die in slechts één setting (thuis of op school) voorkomen gerelateerd zijn aan geslacht, temperament en opvoedingsstress.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Roken tijdens de zwangerschap: hebben de kinderen dan later meer kans op gedragsproblemen, roken en alcoholgebruik?

Auteurs: Monshouwer K, Huizink AC, Harakeh Z, Raaijmakers QAW, Reijneveld SA, Oldehinkel AJ, Verhulst FC, e.a.

Doel: Het onderzoeken van de relatie tussen roken door de moeder tijdens de zwangerschap enerzijds en gedragsproblemen, zwaar alcohol gebruik, dagelijks roken en gebruik van cannabis door haar kind anderzijds. Daarbij wordt op systematische wijze de rol van eventuele verstorende en mediërende variabelen onderzocht. Methoden: Cohort studie van 2230 respondenten uit de algemene populatie. Het onderzoek is gestart in 2001 met twee vervolgmetingen om de ongeveer 2.5 jaar (respons percentages van 96% en 81.4%). Respondenten waren bij aanvang van de studie gemiddeld rond de 11 jaar oud. Resultaten: Bijna een derde van de moeders van de respondenten had tabak gerookt tijdens de zwangerschap. Deze respondenten hadden een verhoogde kans op alle uitkomstmaten, met uitzondering van internaliserende gedragsproblemen (odds ratios varieerden van 1.40 tot 2.97). Het toevoegen van potentiële verstorende variabelen in de opeenvolgende modellen resulteerde in een afname van de sterkte van alle verbanden. In het volledige model werd het sterkste verband gevonden tussen het roken van meer dan 10 sigaretten tijdens de zwangerschap en dagelijks roken in de vroege adolescentie (odds ratio: 1.56). Geen van de relaties was statistisch significant. Conclusies: Roken door de moeder tijdens de zwangerschap is een indicator voor een verhoogd risico op latere gedragsproblemen van het kind, maar het is niet waarschijnlijk dat het terugdringen van roken tijdens de zwangerschap bijdraagt aan het voorkomen van deze problemen onder adolescenten.