2010 › Trails

TRAILS

2010

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Area deprivation affects behavioural problems of young adolescents in mixed urban and rural areas: the TRAILS study

Auteurs: Reijneveld SA, Veenstra R, De Winter AF, Verhulst FC, Ormel J, De Meer G

Gedragsmatige en emotionele problemen komen veel voor bij adolescenten in achterstandgebieden, maar de meeste kennis hierover heeft betrekking op stedelijke gebieden. Doel van dit onderzoek was om na te gaan wat de invloed is van gebiedsachterstand en stedelijkheid op het vóórkomen en de ontwikkeling van gedragsmatige problemen bij adolescenten.
We analyseerden gegevens van de eerste twee metingen (n=2230; gemiddelde leeftijd respectievelijk 11,5 en 13.5 jaar; response bij follow-up 96,4%) van TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey). TRAILS is een prospectieve studie naar de psychische gezondheid van adolescenten in een gemengd stedelijk en landelijk gebied (Noord-Nederland). We bepaalden gedragsmatige problemen bij adolescenten met de Child Behavior Checklist (CBCL; door ouders ingevuld), de Youth Self-Report (YSR; door de adolescent ingevuld) en de Antisocial Behavior questionnaire (ASB; door de adolescent ingevuld). Achterstand van het woongebied deelden we in in tertielen op basis van de achterstandsindicator van het Sociaal en Cultureel Planbureau. We verzamelden verder gegevens over opvoedstijl, sociaaleconomische positie van de ouders (opleiding, inkomen en beroep), gezinssamenstelling en psychische voorgeschiedenis van de ouders.
De resultaten laten zien dat bij de beginmeting adolescenten die wonen in de gebieden met de meeste achterstand vaker een verhoogde score hadden op gedragsproblemen dan in de meest welvarende gebieden, wat betreft de CBCL (11,2% tegen 7,1%), YSR (11,9% tegen 6,9%) en ASB (11,5% tegen 7,4%) (steeds: p<0.05). Sociaaleconomische positie van het gezin verklaarde de helft van de verschillen naar achterstand van het woongebied. Andere kenmerken van gezin en ouders droegen niet belangrijk bij aan de verklaring van de verschillen tussen woongebieden.
Net zoals in sterk verstedelijkte gebieden komen gedragsmatige problemen meer voor onder adolescenten in gemengd landelijk en stedelijke woongebieden met achterstand. Stedelijkheid heeft weinig effect op deze verschillen naar gebied.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: De precaire balans tussen ouderlijke bescherming, rondhangen door en autonomie voor jongeren en de relatie met antisociaal gedrag

Auteurs: Sentse M, Dijkstra JK, Lindenberg S, Ormel J, Veenstra R

In een grote steekproef van jonge adolescenten (T2: N = 1007; M leeftijd = 13.50; 50.3% meisjes), is het effect van overbescherming en gebrek aan supervisie/structuur (op straat rondhangen met vrienden) onderzocht op antisociaal gedrag 2,5 jaar later. Hierbij werd gecontroleerd voor geslacht en de kennis die ouders over hun kinderen hebben met betrekking tot vrienden, vrije tijd invulling en dergelijke. Tevens werd bekeken in hoeverre biologische ontwikkeling en het hebben van antisociale vrienden de onderzochte relaties modereren. De resultaten lieten zien dat overbescherming tot meer antisociaal gedrag leidt, al gold dit effect alleen voor jongens en voor adolescenten die voorlopen in hun biologische ontwikkeling. Het negatieve effect van rondhangen op straat gold alleen voor jongens en voor adolescenten met antisociale vrienden. De resultaten wijzen op een delicate balans tussen overbescherming en gebrek aan supervisie van ouders met betrekking tot de autonomie van adolescenten.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Serious, Minor, and Non-Delinquents in Early Adolescence: The Impact of Cumulative Risk and Promotive Factors. The TRAILS Study

Auteurs: Van der Laan AM, Veenstra R, Bogaerts S, Verhulst FC, Ormel J

 In dit onderzoek wordt een sociaal-ecologisch model gebruikt als verklaring voor de ontwikkeling van delinquent gedrag in de vroege adolescentieperiode. Om problemen te reduceren en een gezonde ontwikkeling te stimuleren is het volgens de auteurs van belang om al in de preadolescentie op verschillende domeinen van functioneren risicofactoren te elimineren en beschermende factoren te stimuleren. In deze studie is onderzocht wat de cumulatieve effecten zijn van risico- en beschermende factoren die betrekking hebben op temperament, familie en school in de preadolescentieperiode op delinquentie in de vroege adolescentieperiode. Daartoe is gebruik gemaakt van de eerste twee meetmomenten van TRAILS (N=2.230). De resultaten ondersteunen het ‘compensatory’ of ‘promotive’ factoren model. Volgens dit model hebben risico en beschermende factoren directe effecten op later probleemgedrag. Een cumulatie van risico’s in de preadolescentieperiode vergroot direct de kans om een ernstige delinquent te zijn in de vroege adolescentperiode. Het sterkste effect is gevonden voor temperament. Een cumulatie van beschermende factoren verkleint daarentegen direct de kans om een (ernstig) delinquent te zijn en vergroot de kans op niet delinquentie. Verder wordt ondersteuning gevonden voor een balanswerking van beschermende en risicofactoren. Blootstelling aan meer beschermende domeinen in de preadolescentie in de afwezigheid van risico’s ging samen met een afnemend percentage ernstig delinquenten in de vroege adolescentie. Er wordt geen ondersteuning gevonden voor een model waarin risicofactoren worden gebufferd door beschermende factoren (‘protectieve factor’ model). Tot slot worden implicaties voor preventie en interventies besproken.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Wie kiezen zeer agressieve jongens als vrienden?

Auteurs: Sijtsema JJ, Lindenberg S, Veenstra R

Om te achterhalen of er verschillen zijn in vriendschappen die agressieve jongens willen en hebben, werden twee concurrerende vriendschapsselectie-hypothesen getoets, te weten selectie op basis van gelijkheid en selectie bij gebrek aan beter (default selectie). Met behulp van peer-nominaties selecteerden we extreem fysiek agressieve jongens, die nauwelijks prosocial gedrag vertoonden (n = 181). We keken vervolgens naar hun gewenste en wederkerige vriendschappen en vergeleken deze met vriendschappen van minder agressieve jongens (n = 1268) en jongens die extreem agressief gedrag combineerden met prosociaal gedrag (bi-strategisch; n = 55). De resultaten lieten zien dat minder agressieve jongens een voorkeur hadden voor vrienden die niet agressief waren, terwijl extreem agressieve en bi-strategische jongens de voorkeur gaven aan vrienden die neutraal op agressiviteit scoorden. Overeenkomstig met de default selectiehypothese konden extreem agressieve jongens alleen wederkerige vriendschappen opbouwen met agressieve klasgenoten, ook al had dit niet hun voorkeur. Over het algemeen bleek dat emotionele en praktische steun een belangrijke voorwaarde waren voor het maken van vriendschapsnominaties. Vooral extreem agressieve jongens wilden graag emotionele steun, maar zij hadden wederkerige vriendschappen met de minst prosociale klasgenoten. Samenvattend laat deze studie zien dat vriendschappen van extreem agressieve jongens vooral ontstaan door default selectie en niet zozeer door selectie op basis van gelijkheid.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: De relatie tussen uitgaan en antisociaal gedrag in de vroege adolescentie

Auteurs: Veenstra R, Huitsing G, Dijkstra JK, Lindenberg S

Doel van deze studie was om de relatie tussen uitgaan en antisociaal gedrag te bestuderen. Antisociaal gedrag werd daarbij opgesplitst in regelovertredend en agressief gedrag. De resultaten laten zien dat meisjes die uitgaan op 13-14 jarige leeftijd een groter risico lopen om meer antisociaal gedrag te gaan vertonen dan jongens. Meisjes zijn in de vroege adolescentie fysiek (en sociaal) meer volwassen dan jongens en voelen zich om die redden meer aangetrokken tot wat oudere jongens. De combinatie uitgaan en aantrekkingskracht tot oudere jongens verhoogt het risico op antisociaal gedrag voor meisjes. Een andere groep die door uitgaan een verhoogd risico op antisociaal gedrag loopt zijn impopulaire jongeren. Impopulaire jongeren hebben bij het uitgaan weinig aansluiting bij populaire jongeren. In het artikel wordt beargumenteerd dat dat leidt tot een gevoel van uitsluiting, wat zoals de resultaten laten zien de kans op antisociaal gedrag verhoogt.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Verklaringen voor de relatie tussen een lage hartslag en antisociaal gedrag: De rol van sensatie zoeken en zelfbeheersing

Auteurs: Sijtsema JJ, Veenstra R, Lindenberg S, Van Roon AM, Verhulst FC, Ormel J, Riese H

Achtergrond: Waarom hangt hartslag tijdens rust samen met antisociaal gedrag? Een theorie stelt dat hartslag via persoonlijkheid zou kunnen leiden tot antisociaal gedrag. Echter, er wordt ook een leeftijdseffect verondersteld; de invloed van persoonlijkheid zou verschillend kunnen werken voor preadolescenten en adolescenten. In de huidige studie wordt dit getoetst. We verwachten dat de samenhang tussen hartslag en agressie in de pre-adolescentie via zelfcontrole verloopt. Daarentegen verwachten we dat de samenhang tussen hartslag en delinquentie in de adolescentie via sensatie zoeken verloopt. Deze hypothesen zijn apart getoetst voor jongens en meisjes. Methode: Hartslag in liggende positie werd afgenomen bij 1752 (48,5% jongens) TRAILS deelnemers op 11-jarige leeftijd. Delinquentie en agressie werden afgenomen op 16-jarige leeftijd met de Youth Self Report vragenlijst. Persoonlijkheid (zelfcontrole en sensatie zoeken) werd gemeten op 11-, 13,5- en 16-jarige leeftijd met respectievelijk de Early Adolescent Temperament Questionnaire-Revised, de Behavioral Inhibition System/ Behavioral Activation System schalen en de NEO Personality-Index Revised. Bevindingen: Voor jongens bleek dat een lagere hartslag samenhing met meer agressie en delinquentie in de adolescentie. Ook werd gevonden dat deze samenhang in de adolescentie verloopt via een sensatie zoekende persoonlijkheid. Voor meisjes bleek hartslag niet samen te hangen met antisociaal gedrag. Conclusie: Onze bevindingen ondersteunen het leeftijdseffect als we kijken naar delinquent gedrag van jongens. Gezamenlijk laten de bevindingen zien dat de samenhang tussen hartslag en antisociaal gedrag afhankelijk is van leeftijd, geslacht en het type antisociaal gedrag.

Antisociaal gedrag en externaliserende problemen: Externalizing Behavior Problems and Cigarette Smoking as Predictors of Cannabis Use: The TRAILS Study

Auteurs: Korhonen T, Prince A., Reijneveld SA, Ormel J, Verhulst FC, Huizink AC

Cannabis is de wereldwijd meest geteelde, gesmokkelde en gebruikte illegale drug. De samenhang tussen sigaretten roken, gedragsproblemen en cannabisgebruik bij adolescenten is daarbij van groeiend belang. In het artikel “Externalizing Behavior Problems and Cigarette Smoking as Predictors of Cannabis Use: The TRAILS Study” gaan de onderzoekers na wat de relatie is tussen gedragsproblemen en sigaretten roken als voorspellers van later cannabis gebruik bij meer dan 1.600 adolescenten die meedoen aan de TRAILS-studie (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey (TRAILS) in Noord-Nederland. Deze jongeren (752 jongens en 854 meisjes) werden onderzocht op de leeftijd van 10-12 jaar (T1) en op twee latere momenten, leeftijd 12-15 (T2) en 15-18 jaar (T3). De analyse was gericht op de samenhang tussen DSM-IV gedragsproblemen (antisociaal gedrag, ADHD problemen en oppositioneel gedrag), zoals gerapporteerd door de adolescenten zelf en door hun ouders op T1 en door de adolescent gerapporteerd roken op T2 en cannabisgebruik op T3. De studie laat zien dat de samenhang van gedragsproblemen met cannabisgebruik verschilt per informant en per sekse. Veelal loopt deze samenhang via sigaretten roken voorafgaand aan het cannabisgebruik. De onderzoekers vonden dat ook na correctie voor gedragsproblemen, vroeg beginnen met sigaretten roken steeds een krachtige voorspeller is van cannabisgebruik. De bevindingen van de onderzoekers stellen de veelvoorkomende gedachte dat gedragsproblemen rechtstreeks experimenteren met cannabis voorspellen ter discussie. In het artikel stellen de onderzoekers: “Dergelijke relaties waren niet consistent voor alle informanten en beide seksen en verliepen vaak via vroeg roken. Vroeg beginnen met sigaretten roken is een krachtige voorspeller van vervolgens beginnen met cannabis, onafhankelijk van eerdere gedragsproblemen. Hoewel gedragsproblemen belangrijk zijn als beginpunt voor ontwikkelpaden wat betreft gebruik van middelen, moet erkend worden dat vroeg beginnen met roken een belangrijke indicator is voor risico op cannabisgebruik.”