2011 › Trails

TRAILS

2011

Stressfysiologische uitkomstmaten: Stressed-out? Associations between perceived and physiological stress responses in adolescents. The TRAILS study

Auteurs: Oldehinkel AJ, Ormel J, Bosch NM, Bouma EMC, Van Roon AM, Rosmalen JGM, Riese H

Spannende situaties gaan vaak gepaard met gevoelens van stress en onplezierigheid. Ook gaat de hartslag omhoog en zien we bij veel mensen meer een verhoogde afgifte van het stresshormoon cortisol. Hoe hangen die lichamelijke stressverschijnselen samen met de stress en onplezierigheid zoals mensen die ervaren? Dat is onderzocht met behulp van gegevens van de gedragsexperimenten, die tijdens de derde meting van TRAILS (leeftijd gemiddeld 16 jaar) bij 715 jongeren is afgenomen. Eén van de onderdelen van die gedragsexperimenten was een sociale stress test, waarbij de deelnemers een presentatie moesten houden voor een videocamera en een frustrerende hoofdrekentaak moesten doen. Zowel voor, tijdens, als na de test werden hartslag en cortisol bepaald en gaven de jongeren aan hoe ze zich voelden. Jongeren die zich het meest gestrest en onplezierig voelden hadden ook de grootste verhoging van hartslag en cortisol, maar erg sterk waren de verbanden niet. Hoe de jongeren zich aan het begin van het experiment voelden voorspelde niet hoe sterk hun hartslag en cortisolniveau omhoog zou gaan. Interessant is dat jongeren met de grootste hartslagverhoging tijdens de test zich achteraf het beste voelden; een sterke lichamelijke reactie op stress hoeft dus zeker niet ongunstig te zijn.

Stressfysiologische uitkomstmaten: No associations between single nucleotide polymorphisms in corticoid receptor genes and heart rate and cortisol responses to a standardized social stress test in adolescents. The TRAILS study

Auteurs: Bouma EMC, Riese H, Nolte IM, Oosterom E, Verhulst FC, Ormel J, Oldehinkel AJ

Eerdere studies vonden verbanden tussen genetische varianten in de genen die coderen voor twee receptoren voor cortisol (een belangrijk stresshormoon) en de lichamelijke reacties op een sociale stress taak. Deze eerdere verbanden werden gevonden in kleine steekproeven van volwassen mannen en vrouwen maar nog niet eerder in jongeren. De vrouwen in de eerdere studies gebruikten allemaal de pil. In de huidige studie is gekeken naar verbanden tussen de kleine verschillen in het DNA en hartslag en cortisol veranderingen voor, tijdens en na een gestandaardiseerde stresstaak in 553 jongeren tussen de 15 en 17 jaar oud. Om vergelijkingen te maken met eerdere studies zijn de verbanden apart bestudeerd in jongens, meisjes die de pil gebruikten en meisjes die geen pil gebruikten. Hoewel onze groepen veel groter waren konden we geen van de eerder gevonden verbanden in volwassenen repliceren.

Stressfysiologische uitkomstmaten: Self-assessed parental depressive problems are associated with blunted cortisol responses to a social stress test in daughters. The TRAILS study

Auteurs: Bouma EMC, Riese H, Ormel J, Verhulst FC, Oldehinkel AJ

. Psychoneuroendocrinology, 2011, 36(6):854-63.

Wanneer een vader of moeder last heeft van depressieve klachten is de kans groter dat hun kinderen depressief worden groter dan wanneer ouders geen klachten hebben. De kans op een depressie neemt ook toe na het meemaken van psychosociale stress. Een verhoogd risico voor depressie binnen families hangt mogelijk samen met genen die resulteren in een verstoorde reactie op psychosociale stress. In de huidige studie hebben we de relatie tussen depressieve problemen van de ouders en de reactie op stress van hun adolescenten kinderen bestudeerd. De data werd verzameld in het kader van de derde meting van het TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey) onderzoek, een langlopende studie naar de ontwikkeling van een grote groep Nederlandse adolescenten. De gegevens van 330 adolescenten (gemiddelde leeftijd 16,04; 40.9% meisjes) die meededen aan een gestandaardiseerde sociale stress taak werden geanalyseerd. De stress taak bestond uit een spreekbeurt en moeilijk hoofdrekensommen. Voor, tijdens en na de stresstaak werden speeksel monsters verzameld waar later in het laboratorium cortisol (stress hormoon) geëxtraheerd kon worden. Vaders en moeders van de jongeren rapporteerden door middel van vragenlijsten over het voorkomen en de ernst van meegemaakt depressieve problemen. Er bleek een relatie te bestaan tussen de depressie van ouders en de cortisol reactie van dochters (F(3,133) = 3.90, p = .02), maar niet van zonen (F(3,193) = 0.27, p = .78). Meisjes, waarvan één of beide ouders ooit depressieve problemen hadden gehad vertoonden een afgevlakte cortisol response in reactie op de sociale stress test. Dit in tegenstelling tot meisjes waarvan de ouders nooit depressieve problemen hadden. Deze groep meisjes vertoonden, net als beide groepen jongens, de karakteristieke piek response. De relatie tussen ouderlijke depressie en de cortisol reactie in meisjes werd niet veroorzaakt door de hoeveelheid stress die meisjes hadden meegemaakt in hun leven. De statistische analyses werden gecorrigeerd voor roken en depressieve stemming van de adolescent. Het feit dat de ouderlijke depressie score gebaseerd was op zelf rapportage vragenlijsten die niet direct klinische DSM-IV diagnose reflecteerde kan als beperking van deze studie worden gezien.

Stressfysiologische uitkomstmaten: L-DRD4 genotype not associated with sensation seeking, gambling performance and startle reactivity in adolescents: The TRAILS study

Auteurs: Nederhof E, Creemers HE, Huizink AC, Ormel J, Oldehinkel AJ

In recente studies werd een variant van het dopamine receptor gen Dr (DRD4) in verband gebracht met hogere scores op avonturisme, slechtere prestaties op een goktaak en minder heftige schrikreacties. In deze studie hebben we onderzocht of deze associaties ook bij adolescenten te vinden waren. We hebben data van TRAILS gebruikt. Avonturisme is gemeten met vragenlijsten die door de TRAILS deelnemer zelf en door hun biologische moeder en biologische vader werden ingevuld. Scores op die vragenlijsten bleken niet gecorreleerd met DRD4 genotype. Prestaties op een goktaak en een schrikreactietaak die zijn afgenomen tijdens een serie gedragsexperimenten, bleken ook niet gecorreleerd aan DRD4 genotype. In andere woorden, wij konden resultaten uit eerdere studies niet bevestigen in TRAILS. Dit zou mogelijk te maken kunnen hebben met het feit dat het limbisch systeem, een gedeelte van de hersenen, al volwassen is bij 16-jarigen, terwijl de prefrontale cortex, en ander hersengedeelte, nog volwassen moet worden. Beide hersengebieden zijn betrokken bij het gedrag dat we gemeten hebben en beide hersengebieden hebben hoge concentraties dopamine D4 receptoren.