2011 › Trails

TRAILS

2011

Middelenmisbruik: Can the Gateway Hypothesis, the Common Liability Model and/or, the Route of Administration Model Predict Initiation of Cannabis Use During Adolescence? A Survival Analysis—The TRAILS Study

Auteurs: Prince van Leeuwen A, Verhulst FC, Reijneveld SA, Vollebergh WAM, Ormel J, Huizink AC

Doel: Er bestaan omvangrijke aanwijzingen in bestaand onderzoek voor een band tussen tabak- en alcoholgebruik en daaropvolgend cannabisgebruik, maar over de precieze vorm van deze samenhang is het debat nog gaande. Het doel van het huidige onderzoek is nagaan welk van de modellen voor het gebruik van middelen; “gateway hypothese”, “common liability model” en/of het “route of administration model” het best de relatie verklaart, die bestaat tussen het vroeg beginnen met tabak / alcohol en vervolgens de initiatie van cannabisgebruik. Methoden: Data van 2113 (51% vrouwelijk) Nederlandse adolescenten werd gebruikt in dit onderzoek. De participanten namen deel aan drie opeenvolgende assessment waves (gemiddelde leeftijd respectievelijk: 11.09 jaar, 13.56 jaar en 16.27 jaar) van het Tracking Adolescents’ Individual Lives Survey (TRAILS) onderzoek. Cannabis-, tabak- en alcoholgebruik voorafgaand aan of tijdens adolescentie werd gemeten door middel van de Youth Self Report vragenlijst en een door TRAILS ontwikkelde vragenlijst. Resultaten: Het bleek dat het vroeg beginnen met tabakgebruik niet leidde tot een significant hoger risico voor het initiëren van cannabisgebruik dan vroeg beginnen met alcoholgebruik in de adolescentie. We kunnen daaarom het “route of administration model” afwijzen als beste verklaring voor de resultaten. Uit analyse bleek ook dat het gezamenlijk (comorbide) optreden van vroeg beginnen aan tabak- en alcoholgebruik zorgde voor een verhoogde waarschijnlijkheid van het initiëren van cannabisgebruik, vergeleken met het gebruik van enkel één van deze middelen. De “gateway hypothese” is niet breed genoeg geformuleerd om deze bevinding te verklaren. Het “common liability model” kan onze resultaten het best voorspellen. Conclusie: Toekomstig onderzoek naar de initiatie van cannabisgebruik onder adolescenten zou zich moeten focussen op het toetsen van de robuustheid van het “common liability model”. Daarnaast kan het identificeren van adolescenten, die voor de leeftijd van 13 jaar al tabak en alcohol gebruiken, helpen bij het beteugelen van initiatie van cannabisgebruik in deze groep.

Middelenmisbruik: DRD2 and DRD4 in relation to regular alcohol and cannabis use among adolescents: Does parenting modify the impact of genetic vulnerability? The TRAILS study

Auteurs: Creemers HE, Harakeh Z, Dick DM, Meyers J, Vollebergh WAM, Ormel J, Verhulst FC, e.a.

Uit onderzoek komt naar voren dat genetische factoren een rol spelen bij het gaan gebruiken van middelen, bij het continueren van gebruik, en bij problematisch middelengebruik. Naast andere genen lijken DRD2 en DRD4, twee genen die het functioneren van het dopaminerge systeem beïnvloeden, samen te hangen met middelengebruik. Hoewel het bewijs hiervoor bij volwassenen redelijk consistent is, geldt dit niet bij adolescenten. Een reden hiervoor kan zijn dat bepaalde omgevingsfactoren, bijvoorbeeld opvoeding, de invloed van genetische kwetsbaarheid vergroten of verkleinen. Dit wordt ook wel genomgeving interactie genoemd. In huidig onderzoek wordt gekeken of DRD2 en DRD4 samenhangen met regelmatig gebruik van alcohol en cannabis, en of opvoeding invloed heeft op deze samenhang. Voor deze studie werd gebruik gemaakt van gegevens van 1192 TRAILS-jongeren over hun DNA, over hun opvoeding (de mate waarin ze zich rond hun 10-12de afgewezen of overbeschermd voelden, of waarin ze warmte ervoeren van hun ouders), en over hun middelengebruik op 15-18 jarige leeftijd. Regelmatig alcoholgebruik werd gedefinieerd als op tien of meer gelegenheden in de afgelopen vier weken. Regelmatig cannabisgebruik werd gedefinieerd als op vier of meer gelegenheden in de afgelopen vier weken. Uit de analyses kwam naar voren dat DRD2 en DRD4 niet samenhingen met het risico op regelmatig alcohol- en cannabisgebruik. Daarnaast waren jongeren met bepaalde varianten van deze genen niet kwetsbaarder voor de invloed van afwijzing of overbescherming door ouders, of van een gebrek aan emotionele warmte van ouders. Over het algemeen gold dat overbescherming de kans op regelmatig alcoholgebruik vergrootte, en dat de kans op regelmatig cannabisgebruik hoger was onder jongeren die zich afgewezen voelden, of die weinig warmte van hun ouders kregen. Deze laatste verbanden kunnen bijdragen aan de optimalisering van preventie- en interventiemethoden voor jongeren met problemen op het gebied van middelengebruik.

Middelenmisbruik: Cannabis use and development of externalizing and internalizing behaviour problems in early adolescence: A TRAILS study

Auteurs: Griffith-Lendering MFH, Huijbregts SCJ, Mooijaart A, Vollebergh WAM, Swaab H

Regulier gebruik van cannabis wordt geassocieerd met internaliserend- (depressie, angst) en externaliserend (agressief, delinquent gedrag) gedragsproblematiek. Er bestaat nog onduidelijkheid over de richting van deze relatie. In dit artikel is de voorspellende relatie tussen zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag en cannabisgebruik onderzocht. Hierbij is gebruik gemaakt van data van 1449 adolescenten die meededen aan de TRAILS-studie (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey (TRAILS) in Noord-Nederland. Participanten werden onderzocht op 3 meetmomenten, waar ze respectievelijk 11.1 (T1), 13.6 (T2) en 16.3 (T3) jaar waren. Internaliserend (teruggetrokken gedrag, somatische klachten en depressie) en externaliserende (delinquent en agressief gedrag) gedragsproblematiek werden beoordeeld op alle drie de meetmomenten met behulp van de Youth Self Report. Cannabisgebruik werd gemeten op het tweede en derde meetmoment. Met behulp van een pad analyse werd de voorspellende relatie tussen respectievelijk internaliserend en externaliserend probleem gedrag en cannabisgebruik onderzocht.
De resultaten laten zien dat er geen samenhang is tussen cannabisgebruik en internaliserend probleemgedrag in deze leeftijdsfase. Cannabisgebruik was wel gerelateerd aan externaliserend gedragsproblemen, waarbij externaliserende gedragsproblemen het gebruik van cannabis voorspeld. Ook na correctie van roken en alcoholgebruik, bleek externaliserende gedragsproblemen een voorspeller te zijn van cannabisgebruik.
Deze resultaten suggereren dat er in de vroege adolescentie geen samenhang is tussen internaliserend gedragsproblematiek en cannabisgebruik. Er is een verband tussen externaliserend gedrag en het gebruik van cannabis, en het blijkt dat externaliserend gedrag voorafgaat aan cannabisgebruik, in plaats van andersom in deze leeftijdsfase.

Middelenmisbruik: Are Adolescents Gambling With Cannabis Use? A Longitudinal Study of Impulsivity Measures and Adolescent Substance Use: The TRAILS Study

Auteurs: Prince van Leeuwen A, Creemers HE, Verhulst FC, Ormel J, Huizink AC

Doel van de studie: Deze studie onderzocht (a) de predictieve waarde van geobserveerde versus gerapporteerde maten van impulsiviteit in relatie tot het gaan gebruik van cannabis, en bekeek tevens of rokers (tabak) en cannabis gebruikers van elkaar kunnen worden onderscheiden op basis van hun impulsiviteitsniveau, en (b) de predictieve waarde van geobserveerde versus gerapporteerde maten van impulsiviteit in relatie tot herhaaldelijk cannabisgebruik, en bekeek tevens of herhaaldelijk roken (tabak) en blowen (cannabis) van elkaar kunnen worden onderscheiden op basis van hun impulsiviteitsniveau. Methode: De huidige studie betrof 667 adolescenten (50.5% meisjes) die bij twee metingen van TRAILS hadden meegedaan. Gegevens waren afkomstig van hun deelname aan de “Bangor Gambling Task (BGT)”, een goktaak met kaarten, en van zelf-gerapporteerd cannabis en tabaksgebruik, en een vragenlijst die gedraginhibitie en gedragsactivatie meet, de “Behavioral Inhibition System (BIS)/Behavioral Activation System (BAS)” vragenlijst. Resultaten: Hogere niveaus van BAS functioneren (Gedragsactivatie) verhoogde de waarschijnlijkheid dat adolescenten ooit cannabis zouden gebruiken of zouden gaan roken. Tevens werd juist gevonden dat lager BIS (gedragsinhibitie) functioneren samenhing met herhaaldelijk cannabis gebruik. Zo’n relatie was niet aanwezig voor roken. De goktaak hing niet samen het ooit of herhaaldelijk gebruik van tabak of cannabis.
Conclusie: Hoger BAS functioneren lijkt belangrijker voor experimenteel middelengebruik, terwijl lager BIS functioneren juist van belang lijkt bij de progressie naar vooral herhaaldelijk cannabisgebruik. De labtest, een goktaak die ook het niveau van impulsiviteit meet door observatie van gedrag, hing in tegenstelling tot onze verwachting, niet samen met middelengebruik, maar ook niet met vragenlijstgegevens over impulsiviteit (BIS/BAS).

Middelenmisbruik: Hypothalamic–pituitary–adrenal axis reactivity to social stress and adolescent cannabis use: the TRAILS study

Auteurs: Prince van Leeuwen A, Creemers HE, Greaves-Lord K, Verhulst FC, Ormel J, Huizink AC

Doel van dit onderzoek: Het onderzoeken van de relatie tussen ooit gebruik van cannabis en herhaaldelijk gebruik daarvan samenhangt met de reactiviteit van de hypofyse bijnier-as (HPA as) op een sociale stress situatie in een algemene populatie studie van adolescenten. Onderzoeksopzet: Adolescenten die ooit of herhaaldelijk cannabis gebruiken, ooit of herhaaldelijk tabak rookten of geen van deze middelen gebruikten werden met elkaar vergeleken m.b.t. hun HPA as reactiviteit gedurende de Groningen Sociale Stress taak (GSST), die gebaseerd was op de Trier Sociale Stress Taak. Setting: Een grote prospectieve populatie studie van Nederlandse adolescenten, de TRAILS studie. Deelnemers: In totaal deden 591 adolescenten (51% mannelijk) mee aan de GSST. Metingen: HPA as stress-reactiviteit werd gemeten met vier cortisol samples die verzameld werden voor, gedurende en na afloop van de GSST. Daarnaast vulden adolescenten vragenlijsten in waarin zij aangeven of zij rookten en blowden en hoe vaak zij dat deden. Alle modellen werden gecorrigeerd voor geslacht, recent alcohol gebruik, ses, een algemeen risico-index op basis van ouderlijke psychopathologie, gemoedstoestand en tijdstip van het experiment. Resultaten: Ooit gebruik van cannabis hing samen met lagere stress reactiviteitsniveau’s in vergelijking met onthouders [odds ratio (OR) = 0.68, betrouwbaarheidsinterval (BI) = 0.55-0.85, P < 0.01] en met ooit gebruikers van tabak (OR = 0.79, BI = 0.64-0.98, P < 0.05). Tevens werd aangetoond dat herhaaldelijk cannabis gebruik ook samenhing met lagere stress reactiviteitsmaten in vergelijking met ooit gebruikers van cannabis of tabak. (OR = 0.74, BI = 0.53-0.98, P < 0.05). Conclusie: Lagere HPA as stress reactiviteit bij adolescenten is vooral gerelateerd aan ooit en herhaaldelijk gebruik van cannabis.

Middelenmisbruik: Social skills as precursors of cannabis use in young adolescents; A Trails study

Auteurs: Griffith-Lendering MFH, Huijbregts SCJ, Huizink AC, Ormel J, Verhulst FC, Vollebergh WAM, Swaab H

Gebruik van cannabis is gerelateerd aan diverse negatieve uitkomsten, waaronder opvoedingsproblemen, gebruik van andere (illegale) drugs, afwijkende relaties met leeftijdsgenoten en mentale gezondheidsproblemen. Mede daarom is het van cruciaal belang om risicofactoren van cannabisgebruik te identificeren.
In dit artikel is er onderzocht in hoeverre sociale vaardigheden (samenwerken, assertiviteit en zelfbeheersing) mogelijke risicofactoren zijn van cannabisgebruik tijdens de adolescentie. Hierbij is gebruik gemaakt van data van 1363 adolescenten die meededen aan de TRAILS studie (Tracking Adolescents’ Individual Lives Surbey, TRAILS) in Noord- Nederland. Participanten werden onderzocht op twee meetmomenten, waar ze respectievelijk 11.1 (baseline) en 16.3 (follow-up) jaar waren. Sociale vaardigheden werden op het eerste meetmoment beoordeeld door leerkrachten. Cannabisgebruik werd, aan de hand van zelfrapportage, op het tweede meetmoment gemeten. Met behulp van multinomiale logistische regressie analyses is onderzocht of er potentiele associaties zijn tussen de verschillende sociale vaardigheden en cannabisgebruik.
De resultaten laten zien dat sociale vaardigheden cannabisgebruik voorspelden, onafhankelijk van storende factoren zoals de aanwezigheid van externaliserend gedrag en het gebruik van andere substanties. Een goede samenwerking tijdens de vroege adolescentie is geassocieerd met een lager risico om cannabis te gebruiken, en het te gebruiken op een reguliere basis. Daarnaast is assertief gedrag op de leeftijd van 11 jaar geassocieerd met een hoger risico om cannabis te gaan gebruiken, en ook om het te gebruiken op een experimentele basis.
Geconcludeerd kan worden dat specifieke sociale vaardigheden verschillende gerelateerd zijn aan cannabisgebruik tijdens de adolescentie. Positieve resultaten met betrekking tot preventie van cannabisgebruik kunnen gerealiseerd worden door, afhankelijk van het type en omgeving, sociale vaardigheden te stimuleren, of te onderdrukken.

Middelenmisbruik: Prenatal Smoking Exposure and the Risk of Behavioral Problems and Substance Use in Adolescence: the TRAILS study

Auteurs: Monshouwer K, Huizink AC, Harakeh Z, Raaijmakers QAW, Reijneveld SA, Oldehinkel AJ, Verhulst FC, e.a.

Doel: Het onderzoeken van de relatie tussen roken door de moeder tijdens de zwangerschap enerzijds en gedragsproblemen, zwaar alcohol gebruik, dagelijks roken en gebruik van cannabis door haar kind anderzijds. Daarbij wordt op systematische wijze de rol van eventuele verstorende en mediërende variabelen onderzocht. Methoden: Cohort studie van 2230 respondenten uit de algemene populatie. Het onderzoek is gestart in 2001 met twee vervolgmetingen om de ongeveer 2.5 jaar (respons percentages van 96% en 81.4%). Respondenten waren bij aanvang van de studie gemiddeld rond de 11 jaar oud. Resultaten: Bijna een derde van de moeders van de respondenten had tabak gerookt tijdens de zwangerschap. Deze respondenten hadden een verhoogde kans op alle uitkomstmaten, met uitzondering van internaliserende gedragsproblemen (odds ratios varieerden van 1.40 tot 2.97). Het toevoegen van potentiële verstorende variabelen in de opeenvolgende modellen resulteerde in een afname van de sterkte van alle verbanden. In het volledige model werd het sterkste verband gevonden tussen het roken van meer dan 10 sigaretten tijdens de zwangerschap en dagelijks roken in de vroege adolescentie (odds ratio: 1.56). Geen van de relaties was statistisch significant. Conclusies: Roken door de moeder tijdens de zwangerschap is een indicator voor een verhoogd risico op latere gedragsproblemen van het kind, maar het is niet waarschijnlijk dat het terugdringen van roken tijdens de zwangerschap bijdraagt aan het voorkomen van deze problemen onder adolescenten.